Vandaag vindt de Indië-herdenking plaats bij het Indisch Momument in Den Haag. Dit is zoals ieder jaar ter nagedachtenis aan alle Nederlandse burgers en militairen die in de Tweede Wereldoorlog (WO II) het slachtoffer zijn geworden van de Japanse bezetting van het voormalig Nederlands-Indië.
Mijn moeder (1937) die zowel WO II als de Bersiap-periode heeft meegemaakt praat er nauwelijks over. Behalve als wij kinderen ernaar vragen. We horen dan flarden van dingen. Maar misschien ook wel de dingen die het meest pijn hebben gedaan, of die het meest indruk hebben gemaakt. Zo weet ik bijvoorbeeld wel dat mijn overgrootvader en opa te werk werden gesteld aan de beruchte Birmaspoorweg. Beiden werden ziek, mijn overgrootvader overleed er en mijn opa kon ternauwernood vanuit het lijkenhuis (waar hij alvast maar gelegd was) ontsnappen. De foto die hij nog had van zijn vrouw, mijn moeder en haar iets oudere broertje gaven hem de kracht. Dat het gezin uit elkaar gereten werd toen ze van de rijke plantage waar zij woonden opgepakt werden (eerst de volwassen mannen) en naar verschillende kampen werden gebracht. “Je werd gewoon méégenomen. Je moest alles achterlaten. Je had alleen jezelf”, vertelde ze.
Verder gaven ‘de Jappen’ mijn moeder cadeautjes, maar die moest ze vervolgens acuut teruggeven van haar moeder. Oma (die altijd grapte dat ik op een ‘porseleinen pop’ leek en dat het wel leuk zou zijn als ik iets op tv zou doen) was overigens een heel stoere dame. Nog voor ze naar het kamp moest trotseerde ze, een enorme vrachtwagen besturend, vijandige linies om voedsel te brengen naar krijgsgevangenen. Niemand anders durfde het doen. In de Bersiap-tijd toonde ze zich tevens ondernemend (anderen hadden de moed niet) en kreeg een vergunning om voorraden in te slaan voor de mensen in het kamp. Ze kon zo vaak in en uit het kamp gaan en wist daardoor heel veel. Oma was ook een van hen die weigerden te buigen voor de Japanners. Als straf moest ze tien minuten lang in de snikhete zon kijken. En ik weet dat toen het gezin uiteindelijk vanaf de boot in Nederland aankwamen, zij als gezin van toen nog zes personen met een hele groep anderen in een pension werden ‘gedropt’. Alles achter hebben moeten laten in Indië. Een goed leven met bedienden en ook de zorg voor minder bedeelden die bij hen thuis mochten komen eten. Voor hen werd zelfs een aparte gaarkeuken gebouwd tegen het statige woonhuis aan. Daarnaast had mijn overgrootmoeder een winkeltje waar de armen ‘op de pof’ eten konden halen. Van mijn overgrootouders hoefden ze niet te betalen: na de oorlog werd er een kist met allemaal nooit aan hen betaalde rekeningen gevonden.
Nee, al die dingen heb ik als ’tweede generatie indo’ zelf niet meegemaakt, maar het heeft mijn leven beïnvloed (nog steeds). Misschien zie je het niet direct aan de buitenkant, maar vanbínnen… Ik weet niet of ik er zelf ooit goed over kan praten. Of ik dat ook wel wil of durf. Misschien spreekt hoe ik leef, op mijn manier, wel voor zich… In hoe ik gewoon ben en in de dingen die ik allemaal doe. Mijn moeder is mijn grootste inspiratie. Ik vind haar kracht en liefhebbendheid ondanks de hartverscheurende ervaringen (later ook in andere opzichten) werkelijk ónvoorstelbaar.
Belangrijke dingen die ik van haar heb geleerd zijn dat alles relatief is (“Ga maar slapen, dan zie je morgen alles anders”), dat het leven de moeite waard is (“Kijk hoe móói het buiten is, de bomen, de vogels, de zon…!”), dat je voor jezélf moet denken (“Jullie [kinderen] moeten zelfstandig zijn”), dat je mensen niet kunt veranderen (“Zij moeten het zélf inzien, Simone…”), dat wij mensen hier zijn om elkaar te helpen, dat geld niet alles is (“Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen…”) en dat je nóóit op iemand anders moet neerkijken. Dat we, zoals Paatje Phefferkorn (bekende martial arts leraar en bedenker Indo Melati vlag) in de video hieronder ook aanstipt, niet zo’n verbeelding moeten hebben.
Mijn moeder heeft tot op de dag van vandaag zó’n levenslust dat zij op maar liefst twee zangkoren zit, ze gaat naar Engelse cursus (omdat ze dat gewoon leuk vindt) en gaat -ook al loopt ze nu op haar 80e best moeilijk- nog op allerlei reisjes. Nog niet zolang geleden is ze pas gestopt met vrijwilligerswerk doen op een van de zwaarste psychiatrische afdelingen (o.a. dementerende ouderen) van een GGZ-instelling. Wat er ook gebeurt, mijn moeder lacht veel, heeft haar jeugdigheid vanbinnen en vanbuiten behouden en legt geen enkele claim op wie dan ook. Ze heeft vier kinderen gekregen die allemaal hun eigen leven leiden. Inderdaad, nogal zelfstandig. Daar bemoeit zij zich niet mee. Ze ís er gewoon heel liefdevol. En wij zijn er voor haar. ‘Leven en laten leven’ is haar motto. Mensen kunnen het vaak ook totaal niet voorstellen dat zij de oorlog heeft meegemaakt.
Pijn, dat sluimerende tot soms allesverdovende hartzeer, is voor mij iets heel bekends. Voor mij persoonlijk niet alleen vanuit het Indisch verleden maar ook omdat ik als kind een harde jeugd heb gehad met een dominante vader. En dat de enige manier om deze te verlichten dóór de pijn heen gaan is. Níet ervan wegrennen, jezelf verdoven of opgaan in ideeën die je hebt van jezelf en verslaafd raken aan allerlei vertier. Terwijl de connectie met je hart er niet is…, omdat je jezelf niet of niet écht begrijpt. Ik geloof ook dat je dan niet werkelijk leeft, niet zoals het leven wat je zelf bent. Ik geloof dat dát vatten misschien wel je belangrijkste ‘doel’ in dit leven mag zijn. Dat dat heus de moeite waard is. Omdat je je aardse dood toch niet kunt ontsnappen. Snap je? Op een dag pakt hij je. En wanneer? Dat weet je niet.
Als levend wezen ligt je oorsprong ergens in een ingewikkelde cocktail van psychologische, emotionele en fysieke processen. Het kan heel goed zijn dat er onderbewust dingen ín ons spelen die we niet altijd weten te plaatsen of begrijpen (misschien ‘saboteren’ ze ons zelfs). Vanuit dat opzicht vind ik het daarom mooi en goed dat het Indisch erfgoed wordt gekoesterd, onderhouden en wordt uitgedragen. Ik vind het natuurlijk ook leuk dat het Indisch Herinneringscentrum binnenkort verhuisd naar ‘mijn stad’ Den Haag (Sophialaan 10, Willemspark)!
Want ‘Indië’ is een land wat niet meer bestaat, en de generatie die hier nog over kan vertellen dunt almaar uit.